In een artikel van Anita Jansen, in de Psycholoog, wordt de aanpak van obesitas omschreven als een een missie voor psychologen. Waarom dat zo is wordt in deze en de volgende blog uitgelegd.
Veel mensen hebben overgewicht of zijn obees, dit aantal is de afgelopen tientallen jaren flink toegenomen. Deze mensen hebben vaker lage zelfwaardering en ze lopen beduidend meer risico op een depressie, type 2 diabetes, hart en vaatziekten, ademhalingsproblemen, gewrichtsproblemen en vele vormen van kanker dan mensen met een gezond gewicht. Obese kinderen hebben een twee keer zo grote kans om voor hun 55e levensjaar te sterven dan kinderen met een gezond gewicht. In Nederland zijn de kosten voor mensen met morbide obesitas drie keer zo hoog als die voor mensen met een gezond gewicht. Werkgevers hebben er ook last van: obese mensen zijn vaker en langer ziek en produceren minder.
Genes load the gun and environment pulls the trigger: onze oude genen zijn niet bestand tegen de moderne toxische obesogene omgeving. Goedkope calorieën zijn overal altijd verkrijgbaar. Deze calorieën zijn ook nog zo bewerkt dat ze hyperaantrekkelijk zijn: veel vet, suiker en zout. Bovendien hoeven we steeds minder te bewegen in ons dagelijks leven waardoor we ook nog eens minder energie verbranden. Toch wordt niet iedereen te dik van de obesogene omgeving, het zijn vooral de genetisch kwetsbare individuen die moeite hebben met het reguleren van hun eetgedrag. 67% van de variatie in BMI blijkt erfelijk. Wat precies wordt overgeërfd wordt is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat wat overgeërfd wordt niet zozeer een stofwisselingsstoornis is, maar veeleer een reguleringsprobleem. Genetisch kwetsbare mensen zijn erg gevoelig voor eetsignalen en ze kunnen lekker eten moeilijk weerstaan.
Gewichtsverlies wordt niet bepaald door welk dieet je volgt, maar door of je je aan je dieet houdt. Het maakt dus niet uit of je nu koolhydraten, vetten of eiwitten schrapt, als je maar minder calorieën eet dan je lichaam nodig heeft. De vraag die met deze kennis relevant wordt is: hoe kunnen mensen hun nieuwe eetpatroon beter volhouden. Hiermee verbonden is het probleem dat de meeste mensen die afvallen, binnen afzienbare tijd al het verloren gewicht er weer bij hebben. De oplossing voor deze problemen wordt op dit moment vooral gezocht in een verandering in ‘lifestyle’, omgeving en genen zijn immers veel moeilijker te veranderen dan het eigen gedrag. Deze oplossing werkt niet omdat de meeste mensen met gewichtsproblemen heel goed weten wat ze moeten veranderen aan hun levensstijl. Deze kennis hindert ze echter niet om in hun oude eet- en leefgewoonten te blijven hangen. Lifestyle verbeteraars denken serieus dat mensen hun gedrag kunnen veranderen als ze maar willen. Niets is minder waar.
De enige effectieve manier om mensen succesvol af te laten vallen is op dit moment bariatrische chirurgie. Dit geldt alleen voor de allerdiksten en brengt grote gezondheidsrisico’s en –beperkingen met zich mee.
Mensen hebben een aangeboren voorkeur voor vetten en suikers. Gezonder eten betekent dat iemand moet leren om nieuwe smaken, bijvoorbeeld die van groenten, lekker te vinden. Smaakvoorkeuren kunnen door relatief eenvoudige leerprocessen veranderen. Wie frequent een smaak proeft gaat die smaak na vele keren proeven echt lekkerder vinden. Deze mere exposure is anders dan mensen de opdracht geven om tweehonderd gram groenten op een dag te eten. Het maakt bij mere exposure namelijk niet uit hoeveel er gegeten wordt, het gaat erom dat er nieuwe smaken geproefd wordt. Een andere manier is om iets lekker te leren vinden issmaak-smaak leren: de smaak van bijvoorbeeld groenten wordt gekoppeld aan een smaak die lekker gevonden wordt. De eter associeert de smaak van groenten vervolgen met de lekkere smaak en dat leidt tot een toegenomen preferentie van de eerste smaak. Niet alleen smaakpreferenties zijn aan te leren, ook eetlust of trek is grotendeels aangeleerd. Men krijgt honger op het moment dat men gaat eten. Als die inname volgens een vast patroon verloopt, zal men als vanzelf trek krijgen volgens dat patroon. Ook als men nog verzadigd is.
Bron: De psycholoog, 02-2014, 34-42.