In de laatste decennia is in toenemende mate het inzicht gegroeid dat de oorzaak van overgewicht, en het telkens weer terugvallen na een nieuwe dieetpoging, voor een belangrijk deel psychologisch is. Er is niet één enkele factor waar alle problemen toe kunnen worden herleid, er zijn verschillende typen eetproblemen, die elk om een eigen aanpak vragen. Dit betekent dat er niet een toverformule bestaat – een speciaal dieet, speciale leefregels, yoga, meditatie, of wat dan ook – die op alle problemen past. Een effectieve behandeling is alleen mogelijk wanneer we eerst hebben nagegaan wat er in dít probleemgeval aan de hand is.
Lijnen
Vooral vrouwen geven aan vaak aan de lijn te doen. Ze zijn van mening dat ze aanzienlijk zwaarder zouden zin als ze dat niet zouden doen. Tegelijkertijd vindt meer dan helft het moeilijk dat lijnen goed vol te houden. Vaak eten ze minder dan ze zouden willen, maar vaak ook laten ze teugels vieren. Al met al een nogal tobberig beeld van de lijner. Wat maakt dat mensen telkens weer met lijnen beginnen, vervolgens falen, zichzelf met drogredenen ervan overtuigen dat succes binnen handbereik ligt, en dan toch weer vrolijk opnieuw beginnen? Dit wordt het ‘valse hoop syndroom’ genoemd. Alleen al het voornemen iets aan je gewicht te gaan doen, geeft je een wilskrachtig, zelfverzekerd, blij en slank gevoel. Ook het eerste succes is vrijwel verzekerd, de eerste kilo’s gaan er wel af. En dat is dan ook een belangrijke drijfveer om het weer opnieuw te proberen. Het probleem met de meeste diëten is echter dat ze te extreem zijn en een op zichzelf gezond principe zover doorvoeren dat er nieuw gevaar ontstaat.
Ontstaan van overgewicht
Obesitas is op zijn minst voor een deel erfelijk. Hierbij is niet één gen verantwoordelijk voor het ontwikkelen van obesitas, maar er is meestal sprake van een samenspel van verschillende genetische factoren in wisselwerking met omgevingsfactoren. Bij dit laatste moet ook worden gedacht aan het voedingspatroon in de eerste levensjaren. Een obesitas-bevorderende factor waar maar weinig mensen zich van bewust zijn is het zogenaamde basaal metabolisme: het energieverbruik van het lichaam in rust.
Het feit dat zich in onze westerse wereld in een tijdsbestek van amper twee generaties een ware epidemie van overgewicht aan het ontwikkelen is, wijst er echter op dat omgevingsfactoren minstens zo belangrijk zijn als erfelijke. Weliswaar krijgt de één een erfelijk wat dikker lichaam mee dan de ander, maar overgewicht is daarom nog niet een onontkoombaar lot, zeker niet in de vorm van obesitas. Het zijn meestal de omgevingsfactoren die leiden tot een leefstijl van bewegingsarmoede en overeten, gecombineerd met een bepaalde psychische gesteldheid die de balans in de richting van obesitas doen doorslaan.
Eetstoornissen worden ook wel opgevat als een kwestie van verslaving. Op het eerste gezicht zijn er inderdaad allerlei overeenkomsten tussen een eetstoornis en, bijvoorbeeld, een alcoholverslaving. Toch zijn er belangrijke verschillen met echte verslavingen. Zo is er bij een eetbuienstoornis geen sprake van gewennings- en ontwenningsverschijnselen die wijzen op chemische afhankelijkheid van een bepaalde stof. Bij patiënten met boulimia is het ook onduidelijk waaraan de patiënt nu precies verslaafd is. Is dat de eetbui, het dwangmatig controleren van het uiterlijk en het lichaamsgewicht? Eigenlijk lijkt een angstmodel (de angst om controle te verliezen) hier eerder van toepassing dan een verslavingsmodel. Ook wat betreft de behandeling blijkt een verslavingsmodel van eetproblemen problematisch. Terwijl bij de behandeling van verslavingen inperking en vermijden van de verboden middelen vooropstaat, zijn de meeste behandelingen van eetstoornissen er juist op gericht patiënten weer normaal en regelmatig te leren eten. Het opnieuw leren omgaan met ‘gevaarlijk voedsel’ vormt juist een onderdeel van de therapie.
Psychologische factoren bij overgewicht
Ons lichaam beschikt over een regelkring (een thermostaat), die ieder van ons op een natuurlijk gewicht houdt; de setpoint-theorie. Bij een gewicht hoger of lager dan de setpoint zal het lichaam allerlei mechanismen aanwenden om terug te keren naar de setpoint. Het lichaam doet dit effectiever bij een lager gewicht dan bij een hoger gewicht. Als mensen gaan lijnen zullen hierdoor altijd tegen een honger gevoel moeten strijden. Eetlust en voedselonthouding strijden dan met elkaar. Deze strijd kan lang gewonnen worden door de onthouding, bij stress of onprettige emoties kan de eetlust echter ineens weer overnemen.
Een deel van de eetproblemen is een gevolg van rigoureus lijnen. Hierdoor komt de betrokkene beneden het setpoint-gewicht te zitten. Een constant honger gevoel leidt er dan toe dat et dieetregime telkens weer wordt doorbroken. De kans dat het misgaat is groter naarmate het dieet radicaler is. Naast het psychologisch onbehagen dat hiervan het gevolg is, kan er ook een intern-lichamelijk onbehagen ontstaan doordat bepaalde voedingsbestanddelen in het dieet ontbreken. Deze worden daardoor extra aantrekkelijk.
Externe eters: de normale reactie is dat je stopt met eten wanneer je genoeg hebt gehad. Je krijgt dan een signaal van verzadiging uit de maag. Voedselprikkels verliezen hun betekenis voor je. De externaliteitstheorie gaat ervan uit dat er mensen zijn met een verhoogde algemene gevoeligheid voor externe prikkels. Externe eters zijn niet in staat hun gevoelens van honger en verzadiging op de juiste manier te interpreteren. Externaliteit wordt in de psychologie over het algemeen beschouwd als een persoonlijkheidskenmerk.
Emotionele eters: de normale reactie op negatieve emoties of stress is dat je geen zin hebt in eten. Maar er zijn ook mensen die bij negatieve emoties juist reageren met het eten van voedsel, ook als ze eigenlijk geen honger hebben. De psychosomatische theorie van eetproblemen stelt dat emotionele eters niet geleerd hebben bij zichzelf een goed onderscheid te maken tussen echte hongerprikkels en onaangename prikkels in de maagstreek en ingewanden die door negatieve emoties worden veroorzaakt. het is duidelijk dat veelvuldig emotioneel eten leidt tot overgewicht. Dit leidt op zijn beurt weer tot negatieve gevoelens.
Gevoelsblindheid: het ontbreken van een goed inzicht in je eigen gevoelens van honger en verzadiging kan worden opgevat als een vorm van gevoelsblindheid. Dit staat voor het moeilijk kunnen lezen en onder woorden brengen van je gevoelens. Uit onderzoek bleek dat vrouwen met een typisch ‘vrouwelijk’ zelfbeeld een geringer gevoel van eigenwaarde hebben en vaker angstgevoelens zeggen te hebben. Juist onder deze ‘vrouwelijk’ vrouwen bevonden zich in verhouding de meeste emotionele eters. Bovendien is het voor meisjes moeilijker zich te ontplooien tot een zelfstandig persoon. De moeder beschouwt haar dochter eerder als een verlengstuk van zichzelf dan haar zoon. Hoerdoor bestaat vooral voor meisjes het gevaar dat de moeder haar eigen behoeften, wensen en gevoelens, op hen projecteert en de behoeften van hun dochter zelf negeert. Het onderdrukken van de eigen behoeften leidt zo tot een grote mate van afhankelijkheid van de waardering van anderen. Dit traditioneel vrouwelijk gedrag kan weer leiden tot een verlies van contact met de eigen gevoelens van honger en verzadiging.
Onderzoek
We weten nu dat er verschillende typen eetproblemen zijn en dat sommige mensen daaraan makkelijker ten prooi vallen dan andere. Het is voor mensen met problemen en hun hulpverleners daarom van groot belang om na te gaan waar de schoen wringt en of een lijnpoging kans op succes heeft. Zo’n onderzoek bestaat uit drie stappen:
- het invullen van korte vragenlijst over eetgedrag met aansluitend een vragenlijstje over gevoelsblindheid (NVE, Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag).
- het gedurende twee weken bijhouden van een eetdagboek dat kan helpen beter inzicht te krijgen in de eigen probleemsituatie.
- Het nogmaals invullen van de onder 1. genoemde zelftoetsen om te kijken of er onder invloed van het eetdagboek veranderingen zijn opgetreden in het eetgedrag.
Therapie op maat
Bij het bepalen van de beste therapie zijn er vier meetuitkomsten waarmee rekening moet worden gehouden:
- wat is je BMI?
- Ben je een lijner?
- Ben je een externe of een emotionele eter of allebei?
- Is er sprake van gevoelsblindheid?
- Als je BMI niet hoger is dan 25 is er niets aan de hand, of je nu een lijner bent of niet.
- Als je een BMI tussen de 25 en de 30 hebt en je lijnt niet en hebt dat ook niet gedaan is er niets aan de hand, maar is het wel verstandig niet verder aan te komen door je leeftstijl in de gaten te houden.
- Als er sprake is van anorexia of boulimia dient direct gespecialiseerde hulp gezocht te worden, ongeacht het BMI.
- Als je een BMI boven de 25 hebt en een bovengemiddelde score op emotioneel of extern eten (of beide), eventueel in combinatie met een score op gevoelsblindheid.
- Je hebt een score op extern eten, maar niet op emotioneel eten. Therapie gericht op eet- en leefpatroon en cognitief gedragstherapeutische technieken.
- Je hebt zowel een hoge score op extern eten als op emotioneel eten. Therapie gericht op het beter leren kennen van emoties en beter omgaan met negatieve emoties. Als dit onder controle is wordt vervolgens aandacht besteed aan het externe eten.
- Je hebt een hoge score op emotioneel eten maar niet op extern eten. De behandeling richt zich helemaal op de emotionele kant, zeker wanneer er ook hoog gescoord wordt op gevoelsblindheid.
Bron: Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag. T. van Strien. Utrecht 2013